ECLI:NL:CRVB:2005:AS4558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens benadelingshandeling in het kader van arbeidsovereenkomstontbinding
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2005, gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant had zijn WW-uitkering aangevraagd na de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met Holland Advertising Nieuwe Media bv. De werkgever had de ontbinding aangevraagd, en de kantonrechter had op 1 mei 2001 de arbeidsovereenkomst ontbonden, met toekenning van een vergoeding van f. 9.337,05. Appellant diende zijn aanvraag voor een WW-uitkering in op 21 mei 2001, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering met als argument dat appellant een benadelingshandeling had gepleegd door niet bij zijn werkgever een juiste opzegtermijn te eisen.
De Raad overweegt dat het enkele feit dat appellant niet om rekening te houden met de fictieve opzegtermijn heeft gevraagd, geen benadelingshandeling oplevert. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de omstandigheden van de werknemer, waaronder zijn inzicht in de financiële situatie van de werkgever, van belang zijn. Appellant had goede redenen om te veronderstellen dat zijn werkgever in financiële problemen verkeerde, wat zijn beslissing om genoegen te nemen met een lagere ontbindingsvergoeding verklaart.
De Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv. Gedaagde wordt opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook de schadevergoeding die appellant heeft gevorderd in overweging moet worden genomen. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.463,16 bedragen, en moet het betaalde griffierecht van € 109,23 worden vergoed.