ECLI:NL:CRVB:2005:AS3621

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/956 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslagname zonder sollicitaties

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die zijn dienstverband bij Elsevier Opleidingen B.V. heeft beëindigd zonder dat hij voorafgaand aan zijn ontslag sollicitaties heeft verricht. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van het dienstverband door appellant als verwijtbaar moest worden aangemerkt, omdat hij niet alle redelijkerwijs mogelijke stappen heeft ondernomen om werkloosheid te voorkomen. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de rechtbank de stellingen van appellant terecht heeft verworpen. Appellant had aangevoerd dat de tijd tussen zijn besluit om ontslag te nemen en de uitvoering van dat besluit te kort was om sollicitaties te verrichten. De Raad oordeelde echter dat het feit dat appellant zijn ontslag dezelfde dag heeft geëffectueerd, in plaats van te wachten op een andere baan, zijn ontslagname verwijtbaar maakte. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

03/956 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op bij beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Assen op 11 februari 2003 onder nummer 02/735 WW tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 8 december 2004, waar appellant niet is verschenen, terwijl gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. P. Belopavlovic, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Voor een uitgebreidere weergave van de van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
Gedaagde heeft bij het bestreden besluit van 12 augustus 2002 zijn besluit van 8 juni 2002, waarbij was geweigerd aan appellant met ingang van 1 maart 2002 een WW-uitkering toe te kennen, gehandhaafd. Aan die weigering heeft gedaagde ten grondslag gelegd dat appellant uit zijn dienstverband bij Technisch Teken- en Adviesbureau Isoper B.V. (hierna: Isoper) verwijtbaar werkloos is geworden in de zin van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW. Gedaagde heeft hiertoe gesteld dat appellant, voordat hij in dienst trad bij Isoper op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een project, ontslag heeft genomen uit zijn dienstbetrekking voor onbepaalde tijd bij Elsevier Opleidingen B.V. (hierna: Elsevier) zonder dat aan de voortzetting van die dienst-betrekking zodanige bezwaren waren verbonden dat die voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd. Naar de mening van gedaagde waren er geen redenen om de ontslagname verminderd verwijtbaar te achten.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen gedaagdes besluit van 12 augustus 2002 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij, kort samengevat, overwogen dat de beëindiging door appellant van zijn dienstverband bij Elsevier als verwijtbaar moet worden aangemerkt omdat appellant ontslag heeft genomen zonder vooraf sollicitaties te verrichten, terwijl ook overigens niet geconcludeerd kan worden dat hij voorafgaand aan zijn ontslagname al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om te voorkomen dat hij door die ontslagname werkloos zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank was niet gebleken dat de werkomstandigheden ten tijde van appellants ontslagname zodanig waren dat van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd om nog langer met het nemen van een besluit tot ontslagname te wachten. De rechtbank was voorts van oordeel dat de werkloosheid per 28 februari 2002 uit het dienstverband bij Isoper in overwegende mate was ontstaan als gevolg van de beëindiging van het dienstverband bij Elsevier Opleidingen.
De Raad is van oordeel dat de rechtbank de stellingen van appellant terecht en op goede gronden heeft verworpen. Appellants stelling in hoger beroep, dat de tijd tussen zijn besluit om ontslag te nemen bij Elsevier en de uitvoering van dat besluit te kort was voor het in de tussentijd verrichten van sollicitaties kan niet slagen. Juist het feit dat appellant zijn besluit om ontslag te nemen nog dezelfde dag heeft geëffectueerd, in plaats van daarmee te wachten totdat hij een andere baan had gevonden die niet op korte termijn tot werkloosheid zou leiden, maakt die ontslagname verwijtbaar.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. M.A. Hoogeveen als voorzitter en mr. C.P.J. Goorden enmr. B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2005.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) M.D.F. de Moor.