ECLI:NL:CRVB:2005:AS3618
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake werkloosheidsuitkering en voortzetting dienstverband
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2005, gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 6 januari 2003 geoordeeld dat de gedaagde, die een WW-uitkering had aangevraagd, niet verwijtbaar werkloos was geworden. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats kwam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De appellant stelde dat er geen acute medische noodzaak was voor de gedaagde om zijn dienstbetrekking te beëindigen, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat voortzetting van het dienstverband niet van gedaagde kon worden gevergd, en dat er geen sprake was van verwijtbare werkloosheid. Het hoger beroep werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens werd de appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 62,62 werden vastgesteld, en werd een recht van € 409,-- geheven van het Uwv.