ECLI:NL:CRVB:2005:AS3591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WW-uitkering door mist als niet zijnde buitengewone natuurlijke omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de afwijzing van een aanvraag voor een WW-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag werd afgewezen op grond van de overweging dat mist niet valt onder de buitengewone natuurlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 18 van de Werkloosheidswet (WW). De zaak is ontstaan na een periode waarin de gedaagde, werkzaam bij Corbeek Cable Technology Nederland BV, niet kon werken door mist, wat leidde tot een aanvraag voor een uitkering. De rechtbank Zutphen had eerder het beroep van de gedaagde gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd.
De Raad overweegt dat volgens artikel 18, eerste lid, van de WW een werknemer recht heeft op uitkering als hij werkloos is door buitengewone natuurlijke omstandigheden zoals vorst of sneeuwval. De Raad concludeert dat de gedaagde niet als werkloos kan worden aangemerkt, omdat zijn werkgever het loon doorbetaalde en de gedaagde beschikbaar was voor arbeid. Hierdoor was er geen sprake van werkloosheid in de zin van de WW, wat betekent dat de vraag of er sprake was van buitengewone omstandigheden niet aan de orde was.
De Raad heeft ook opgemerkt dat de praktijk van het Uwv om bij vorst uitkeringen te verstrekken, niet kan worden toegepast op situaties van mist, omdat er geen wettelijke basis voor is. De Raad heeft besloten dat het bestreden besluit niet in strijd is met enige regel van recht en heeft het beroep van de gedaagde ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke definities van werkloosheid en de voorwaarden waaronder uitkeringen kunnen worden verstrekt.