ECLI:NL:CRVB:2005:AS3264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na provocerende uitlatingen over terreuraanslagen
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellante, die verwijtbaar werkloos is geworden. Appellante had op 9 mei 2002 een WW-uitkering aangevraagd, maar deze werd op 11 juni 2002 blijvend geheel geweigerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De reden voor de weigering was dat appellante zich op 12 september 2001 provocerend had uitgelaten over de terreuraanslagen in New York, wat leidde tot haar ontslag. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante verwijtbaar werkloos was geworden. De Raad baseerde zich op de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter en verklaringen van collegae van appellante. De Raad concludeerde dat appellante had moeten begrijpen dat haar gedrag tot ontslag zou kunnen leiden, en dat er geen dringende redenen waren om af te wijken van de opgelegde maatregel.
Appellante voerde aan dat de kantonrechter een onjuiste uitleg had gegeven aan de ontbindingsbeschikking en dat een collega die tegelijkertijd met haar was ontslagen wel een WW-uitkering had gekregen, wat in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel. De Raad verwierp deze argumenten en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Hoogeveen als voorzitter en mr. C.P.J. Goorden en mr. H.G. Rottier als leden, met L. Karssenberg als griffier. De uitspraak vond plaats op 12 januari 2005.