ECLI:NL:CRVB:2004:AS4569
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- O.J.D.M.L. Jansen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WW-uitkering wegens niet aanvaarden van passend werk
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WW-uitkering van gedaagde, die niet heeft ingestemd met een aangeboden functie bij Bo-rent, terwijl dit als passend werk werd beschouwd. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had geoordeeld dat het besluit van het Uwv om de uitkering te beëindigen, onvoldoende was gemotiveerd. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het salarisverschil tussen de aangeboden functie en de oude dienstbetrekking aanzienlijk was, en dat gedaagde niet heeft voorkomen dat hij werkloos bleef door het afzien van de aangeboden functie. De Raad stelt vast dat gedaagde, ondanks het salarisverschil, in redelijkheid kon worden verlangd om de functie bij Bo-rent te aanvaarden, gezien de mogelijkheden voor verdere doorgroei. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het inleidend beroep ongegrond. De zaak benadrukt de verplichtingen van werkzoekenden om aangeboden passend werk te aanvaarden, zoals vastgelegd in de Werkloosheidswet (WW).