ECLI:NL:CRVB:2004:AS3498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van benadelingshandeling in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2004, gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het ging om een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 5 februari 2002. Appellant had geen verzoek gedaan om rekening te houden met de opzegtermijn of om een vergoeding in de ontbindingsprocedure, wat door gedaagde werd aangemerkt als een benadelingshandeling. De Raad oordeelt dat het enkele niet verzoeken om een vergoeding of om een langere termijn voor ontbinding niet als een benadelingshandeling kan worden aangemerkt. De Raad stelt vast dat appellant in de ontbindingsprocedure niet actief heeft gehandeld en dat de kantonrechter ambtshalve de mogelijkheid van een vergoeding in overweging neemt. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het bestreden besluit, en oordeelt dat gedaagde een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,--, en moet het Uwv het griffierecht van € 111,04 vergoeden.