ECLI:NL:CRVB:2004:AS2615
Centrale Raad van Beroep
Verzekeringsplicht in arbeidsrelatie van programmeur en gezagsverhouding
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat de vraag centraal of er in de arbeidsrelatie tussen gedaagde en [betrokkene] sprake is van een gezagsverhouding, wat van invloed is op de verzekeringsplicht. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, die had geoordeeld dat er geen sprake was van verzekeringsplichtige arbeid, maar van zelfstandige uitoefening van een bedrijf. De rechtbank had geoordeeld dat er geen gezagsverhouding bestond, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot een andere conclusie.
De Raad overweegt dat [betrokkene], die software aanpaste voor gedaagde, onder bepaalde voorwaarden werkte die duiden op een gezagsverhouding. Hij instrueerde de supportafdeling van gedaagde en had toegang tot een auto van gedaagde voor klantbezoeken. Dit wijst erop dat hij niet volledig zelfstandig opereerde, maar onder invloed van gedaagde werkte. De Raad concludeert dat de arbeidsrelatie tussen gedaagde en [betrokkene] moet worden aangemerkt als een privaatrechtelijke dienstbetrekking, wat betekent dat er sprake is van een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van arbeidsrelaties in de context van sociale verzekeringen, vooral in sectoren waar zelfstandige en loondienstverhoudingen vaak door elkaar lopen.