ECLI:NL:CRVB:2004:AS2615

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/5909 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsplicht in arbeidsrelatie van programmeur en gezagsverhouding

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat de vraag centraal of er in de arbeidsrelatie tussen gedaagde en [betrokkene] sprake is van een gezagsverhouding, wat van invloed is op de verzekeringsplicht. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, die had geoordeeld dat er geen sprake was van verzekeringsplichtige arbeid, maar van zelfstandige uitoefening van een bedrijf. De rechtbank had geoordeeld dat er geen gezagsverhouding bestond, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot een andere conclusie.

De Raad overweegt dat [betrokkene], die software aanpaste voor gedaagde, onder bepaalde voorwaarden werkte die duiden op een gezagsverhouding. Hij instrueerde de supportafdeling van gedaagde en had toegang tot een auto van gedaagde voor klantbezoeken. Dit wijst erop dat hij niet volledig zelfstandig opereerde, maar onder invloed van gedaagde werkte. De Raad concludeert dat de arbeidsrelatie tussen gedaagde en [betrokkene] moet worden aangemerkt als een privaatrechtelijke dienstbetrekking, wat betekent dat er sprake is van een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding.

De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van arbeidsrelaties in de context van sociale verzekeringen, vooral in sectoren waar zelfstandige en loondienstverhoudingen vaak door elkaar lopen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/5909 ALGEM
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant,
en
[gedaagde] te [vestigingsplaats], gedaagde.
?. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant is hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen op 23 oktober 2002 onder kenmerk 00/2150 door de rechtbank Arnhem gewezen uitspraak.
Namens gedaagde heeft J.J. Tabak, werkzaam bij de Fiscount Adviesgroep te Zwolle, een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de Raad op 2 december 2004, waar namens appellant is verschenen mr. H.J. Gansekoele, werkzaam bij het Uwv, en waar voor gedaagde is verschenen haar directeur [directeur], bijgestaan door J.J. Tabak, voornoemd.
??. MOTIVERING
Gedaagde levert standaard software ten behoeve van kassasystemen aan de horeca. Vanaf 1 januari 1993 verricht [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) op basis van een samenwerkingsovereenkomst werkzaamheden voor gedaagde bestaande uit het aanpassen van de bestaande software aan specifieke wensen van de klant.
Naar aanleiding van een bij gedaagde gehouden looncontrole heeft appellant bij het bestreden besluit van 23 oktober 2000 zijn standpunt gehandhaafd dat [betrokkene] voor gedaagde in een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding werkzaam is geweest.
De rechtbank heeft het door gedaagde ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en beslissingen gegeven ter zake van proceskosten en griffierecht. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het ontbreken van een gezagsverhouding, geen sprake is van verzekeringsplichtige arbeid, maar van zelfstandige uitoefening van een bedrijf.
Appellant heeft in hoger beroep dit oordeel van de rechtbank gemotiveerd bestreden.
De Raad overweegt als volgt.
Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat in de onderhavige arbeidsrelatie sprake is van een gezagsverhouding. Van doorslaggevende betekenis acht de Raad daarbij dat [betrokkene], die thuis programmeerde, één ochtend per week op gedaagdes bedrijf de supportafdeling van gedaagde instrueerde over de door hem aangebrachte specifieke wijzigingen in de, gedaagde in eigendom toebehorende software. Ook beschikte [betrokkene] over een auto van gedaagde om in geval van calamiteiten direct naar de klanten toe te kunnen gaan, waarvoor hij wekelijks een kilometeradministratie moest overleggen. Nu niet is betwist dat [betrokkene] zijn werkzaamheden persoonlijk diende te verrichten en hij hiervoor loon ontving, dient de arbeidsverhouding tussen gedaagde en [betrokkene] aangemerkt te worden als een privaatrechtelijke dienstbetrekking.
Gezien het vorenstaande slaagt het hoger beroep.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
???. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2004.
(get.) R.C. Stam
(get.) A. Kovács