ECLI:NL:CRVB:2004:AS2529
Centrale Raad van Beroep
Verzekeringsplichtige arbeidsverhouding tussen appellant en adviesbureau
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin werd geoordeeld dat er sprake was van een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding tussen appellant en een adviesbureau. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 december 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was, terwijl de gedaagde partij, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad overweegt dat appellant, die een juridisch adviesbureau voor ruimtelijke bestuursrecht heeft, werkzaamheden heeft verricht voor de gemeente Hengelo. De Raad concludeert dat de arbeidsverhouding tussen appellant en het adviesbureau niet kan worden aangemerkt als een privaatrechtelijke dienstbetrekking, omdat appellant zijn werkzaamheden niet op het kantoor van het adviesbureau verrichtte en er geen directe aanwijzingen of opdrachten van het adviesbureau waren. De Raad stelt vast dat appellant onder toezicht en leiding van de gemeente Hengelo heeft gewerkt, wat leidt tot de conclusie dat er wel sprake is van een gezagsrelatie.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelt dat de arbeidsverhouding tussen appellant en het adviesbureau kan worden aangemerkt als een fictieve dienstbetrekking in de zin van de tussenkomstregelgeving. Dit betekent dat de verplichting tot loonbetaling rust op het adviesbureau, en dat appellant niet als zelfstandige kan worden aangemerkt. De Raad concludeert dat appellant in de periode na 1 januari 1999 werkzaam was in een privaatrechtelijke dienstbetrekking, zoals bedoeld in artikel 7:690 BW. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.