ECLI:NL:CRVB:2004:AS2484
Centrale Raad van Beroep
Verdeling van gedifferentieerde premie over opeenvolgende werkgevers in het kader van de WAO
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, gaat het om de vraag of de gedifferentieerde premie naar evenredigheid over de opeenvolgende werkgevers kan worden verdeeld. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 10 oktober 2002 een eerdere beslissing had genomen. De zaak betreft een werknemer die arbeidsongeschikt was geraakt en voor wie de gedifferentieerde premie door het Uwv was vastgesteld op 2,64% in verband met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die in 1998 was toegekend. Gedaagde, Stichting Regenboog, heeft aangevoerd dat de arbeidsongeschiktheid tijdens het dienstverband met hen is ontstaan, maar dat de werknemer na haar arbeidsongeschiktheid een andere werkgever heeft gehad. Gedaagde pleitte voor een billijke verdeling van de premielast over beide werkgevers.
De Raad oordeelt dat er geen wettelijke basis is voor de door gedaagde voorgestane evenredige verdeling van de premielast. De rechter kan de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet beoordelen, en er ontbreekt een wettelijke grondslag voor de voorgestelde verdeling. Het inleidend beroep van gedaagde wordt ongegrond verklaard. De Raad ziet geen aanleiding om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt dat de toekenning van de WAO-uitkering aan de werknemer nog niet onherroepelijk was, wat de beslissing van de Raad ondersteunt. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2004.