ECLI:NL:CRVB:2004:AR8179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. de Mooij
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die als produktiemedewerker werkzaam was en op 23 juni 2000 uitviel door rug-, hyperventilatie- en maagklachten, later vergezeld door nekklachten. Appellant heeft een uitkering op basis van de Ziektewet ontvangen en heeft op 2 juli 2001 een WAO-uitkering aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft onderschreven. De Raad oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts de medische bezwaargronden voldoende heeft bestudeerd en dat de geduide functies zijn berekend voor de belastbaarheid van appellant. De Raad concludeert dat er geen verlies aan verdiencapaciteit is en dat de medische beperkingen van appellant niet onjuist zijn ingeschat. De rapporten van het Instituut Psychosofia, die door appellant zijn overgelegd ter ondersteuning van zijn stellingen, worden niet als voldoende betrouwbaar beschouwd, omdat deze niet zijn opgesteld volgens gangbare medische onderzoeksmethoden. De Raad bevestigt dat de gedaagde voldoende heeft aangetoond dat de geduide functies geschikt zijn voor appellant, ondanks de markeringen in de rapportages. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.