ECLI:NL:CRVB:2004:AR6909
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.B.J. van der Ham
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Terugvordering betaalde bijstand en hoogte van het af te lossen bedrag
In deze zaak gaat het om de terugvordering van betaalde bijstand aan appellante, die tot 1 oktober 1997 een bijstandsuitkering ontving op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Gedaagde, het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek, heeft op 4 december 1997 een terugvorderingsbesluit genomen wegens verzwegen samenwoning met een partner, waarbij een bedrag van f 66.459,64 werd teruggevorderd. Appellante heeft hiertegen geen beroep ingesteld. In 2001 heeft gedaagde het maandelijkse aflossingsbedrag vastgesteld op f 127,--, maar dit besluit is later door de rechtbank ongegrond verklaard. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 30 november 2004 geoordeeld dat de hoogte van het af te lossen bedrag niet correct was vastgesteld, omdat niet was onderzocht op welk bedrag de beslagvrije voet ten tijde van de terugvordering had moeten worden vastgesteld. De Raad benadrukt dat de belanghebbende recht heeft op een inkomen dat gelijk is aan de beslagvrije voet, zoals vastgelegd in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Gedaagde had moeten onderzoeken of appellante aan haar inlichtingenverplichting had voldaan en of er andere inkomstenbronnen waren.
De Raad heeft geconcludeerd dat gedaagde ten onrechte heeft aangenomen dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden, omdat er geen bewijs was van andere inkomsten. De Raad heeft het besluit van 4 december 2001 vernietigd en gedaagde opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de beslagvrije voet. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.288,-- bedragen, en moet het griffierecht van € 111,-- worden vergoed.