ECLI:NL:CRVB:2004:AR5591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.M. van Male
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten en de behandeling van een hypothecaire schuld
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. P.P.F. Tummers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten werd vastgesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de gemeente Nijmegen, gedaagde, de aan appellant toegekende bijzondere bijstand van ƒ 290,-- per maand terecht had vastgesteld. Appellant betwistte dit, met name de beslissing van gedaagde om een door hem gestelde hypothecaire schuld van ƒ 100.000,-- aan mevrouw [naam mevrouw] buiten beschouwing te laten bij de berekening van de woonkostentoeslag.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen. De Raad oordeelde dat appellant erkende dat er geen aflossingen of rente betalingen op de gestelde schuld aan mevrouw [naam mevrouw] hadden plaatsgevonden. Dit leidde de Raad tot de conclusie dat gedaagde de beweerdelijk verbonden rente- en aflossingsverplichtingen terecht niet had meegenomen in de berekening van de woonkostentoeslag. De Raad concludeerde dat er ten tijde van de aanvraag op 21 juni 2000 geen sprake was van kosten die in aanmerking genomen moesten worden volgens de Algemene bijstandswet.
De Raad verwierp ook de argumenten van appellant over de handelwijze van zijn accountant, aangezien deze niet relevant waren voor de beoordeling van de zaak. Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en zag hij geen aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. Th.C. van Sloten als voorzitter en mr. R.M. van Male en mr. J.J.A. Kooijman als leden, met S.W.H. Peeters als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 november 2004.