ECLI:NL:CRVB:2004:AR5551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin haar beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. Appellante, die in december 1999 uitviel wegens rug- en knieklachten, had eerder een uitkering aangevraagd op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 24 januari 2001 besloten haar uitkering te weigeren, omdat haar arbeidsongeschiktheid op 4 december 2000 op minder dan 15% werd vastgesteld. Hoewel appellante niet meer in staat werd geacht haar werk als buffetmedewerkster uit te voeren, werd zij geschikt geacht voor ander gangbaar werk.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 29 september 2004, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.P. van Vulpen. De vertegenwoordiger van gedaagde was mr. E. van Hilten van het Uwv. De Raad heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellante tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank besproken. Appellante stelde dat haar beperkingen voor het verrichten van arbeid door gedaagde niet goed waren ingeschat. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beperkingen van appellante niet waren onderschat. De Raad merkte op dat appellante in hoger beroep slechts een lijst van medicijnen had overgelegd, wat niet voldoende was om haar standpunt te onderbouwen. Er waren geen objectieve medische bevindingen die aanleiding gaven tot twijfel aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad zag geen aanleiding om proceskosten toe te kennen aan appellante. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Hoogenboom als voorzitter, met mr. C.P.J. Goorden en mr. B.M. van Dun als leden, en werd openbaar uitgesproken op 10 november 2004.