ECLI:NL:CRVB:2004:AR5538
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Verweigerde herleving van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid
In deze zaak gaat het om de vraag of appellant, die zijn dienstbetrekking bij Algemene Handelsonderneming Bo-mij B.V. heeft opgezegd, verwijtbaar werkloos is geworden. Appellant heeft zijn ontslag verdedigd door te stellen dat de werkgever toezeggingen over arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden niet is nagekomen, wat zou hebben geleid tot verergering van zijn lichamelijke en psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin werd geoordeeld dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank oordeelde dat de werkgever de arbeidsvoorwaarden correct had nageleefd en dat appellant niet in een zodanige psychische toestand verkeerde dat zijn ontslag niet aan hem kon worden toegerekend.
De Raad heeft vastgesteld dat de weigering van de WW-uitkering op basis van artikel 24 van de Werkloosheidswet (WW) terecht was. Dit artikel stelt dat een werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was om zijn dienstbetrekking voort te zetten, en dat de omstandigheden waaronder hij zijn ontslag heeft genomen niet zodanig waren dat dit niet aan hem kon worden toegerekend. De Raad heeft ook de medische rapporten van de bezwaarverzekeringsarts in overweging genomen, die bevestigden dat appellant ten tijde van zijn ontslag in staat was om de gevolgen van zijn beslissing te overzien.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 10 november 2004 behandeld en de beslissing is openbaar uitgesproken.