ECLI:NL:CRVB:2004:AR4212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- G.J.H. Doornewaard
- M.C. Bruning
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft twee gedingen, genummerd 03/703 ZW en 03/5165 ZW, die beide voortvloeien uit besluiten van het Uwv over de geschiktheid van appellante om haar arbeid te verrichten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 oktober 2004 uitspraak gedaan.
In de eerste zaak, 03/703 ZW, is het bezwaar van appellante tegen een ongedateerd besluit van het Uwv niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat zou zijn ingediend. Appellante betwist echter dat het primaire besluit op de veronderstelde datum aan haar in persoon is uitgereikt. De Raad oordeelt dat het Uwv niet voldoende bewijs heeft geleverd dat het besluit daadwerkelijk op die datum is uitgereikt, en concludeert dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verplicht het Uwv om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
In de tweede zaak, 03/5165 ZW, wordt de geschiktheid van appellante om te werken beoordeeld. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat appellante op en na 6 november 2001 niet meer ongeschikt was voor haar arbeid. De Raad bevestigt deze uitspraak, waarbij wordt verwezen naar de bevindingen van een onafhankelijke deskundige. De Raad concludeert dat er geen voldoende gronden zijn om van het oordeel van de deskundige af te wijken.
De Raad heeft in beide zaken proceskostenveroordelingen uitgesproken ten gunste van appellante, waarbij de totale kosten zijn vastgesteld op € 966,-- voor de eerste zaak en het griffierecht van € 111,-- dient door het Uwv te worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het Uwv en de noodzaak om de rechten van appellanten te waarborgen.