ECLI:NL:CRVB:2004:AR4060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- R.H.M. Roelofs
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H.M.Ch. Libotte, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 11 juni 2002 het beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten ongegrond verklaarde. De aanvraag was ingediend op 1 maart 2001, maar werd door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht afgewezen op 21 mei 2001. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 18 juli 2001 ongegrond verklaard, met de motivatie dat er geen sprake was van noodzakelijke kosten, maar slechts van een gewenste verhuizing.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant stelde dat de verhuizing noodzakelijk was omdat de eigenaar van zijn huurwoning deze wilde verkopen, wat zijn woonsituatie onzekerder maakte. Daarnaast gaf hij aan dat hij een grotere woonruimte nodig had en dat hij naar een goedkopere huurwoning wilde verhuizen om financiële ruimte te creëren. De Raad oordeelde echter dat de noodzaak van de verhuizing niet was aangetoond. Volgens artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) heeft iemand recht op bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten, maar de Raad was van mening dat de kosten van de verhuizing niet als noodzakelijk konden worden aangemerkt.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. Ook werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 12 oktober 2004, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde en het verzoek om schadevergoeding afwees.