ECLI:NL:CRVB:2004:AR3905

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2557 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling gedifferentieerde premie op grond van de WAO voor het premiejaar 2002

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de gedifferentieerde premie op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor het premiejaar 2002. Appellante, een B.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin haar bezwaar tegen de premie vaststelling ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 7 april 2003. De Raad heeft vastgesteld dat de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), bij de vaststelling van de premie ook de in 2000 aan een werknemer betaalde WAO-uitkering in aanmerking heeft genomen. Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere argumenten verlaten en de Raad heeft geoordeeld dat de overige gronden die in hoger beroep zijn aangevoerd, reeds in eerdere rechtspraak zijn verworpen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak is gedaan op 7 oktober 2004, na behandeling ter zitting op 21 september 2004, waar beide partijen vertegenwoordigd waren.

Uitspraak

03/2557 WAO
E N K E L V O U D I G E K A M E R
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Naam B.V.], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante is op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde en nadien nader onderbouwde gronden hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen door de rechtbank Breda op 7 april 2003 onder kenmerk 02/1045 gewezen uitspraak.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de Raad op 21 september 2004, waar namens appellante is verschenen
J.H.C. van Dongen, werkzaam bij de Metaalunie te Nieuwegein, en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door
mr. K.D. van Someren en E. van Dompselaar, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 26 november 2001, als gewijzigd bij besluit van 10 december 2001, heeft gedaagde de voor appellante geldende gedifferentieerde premie op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor het premiejaar 2002 vastgesteld. Bij die vaststelling is mede in aanmerking genomen de in 2000 aan [werknemer] betaalde WAO-uitkering.
Het hiertegen gerichte bezwaar van appellante is bij het bestreden besluit van 25 april 2002 ongegrond verklaard. In de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante uitdrukkelijk verlaten haar in eerste aanleg opgeworpen grond dat gedaagde in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) haar geen gelegenheid heeft geboden om te worden gehoord.
Alle overige, in hoger beroep aangevoerde gronden zijn door de Raad in zijn nadien ontwikkelde, partijen bekende rechtspraak, reeds verworpen, en zij slagen evenmin in het onderhavige geding. De Raad volstaat, in overeenstemming met partijen, voor de motivering naar de verwijzing naar die eerdere rechtspraak. De aangevallen uitspraak komt zodoende voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en uitgesproken in het openbaar op
7 oktober 2004.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A. Kovács.