ECLI:NL:CRVB:2004:AR3162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatie-inspanningen
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die sinds 4 december 1997 een uitkering ontving. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 11 augustus 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had de WW-uitkering van appellant meerdere keren tijdelijk gedeeltelijk en uiteindelijk blijvend geheel geweigerd. Dit gebeurde op basis van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van de Werkloosheidswet (WW), dat vereist dat een werknemer voorkomt dat hij werkloos is of blijft door in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen.
Appellant had in de periode voorafgaand aan de beslissing van de gedaagde niet voldaan aan zijn sollicitatieplicht. Ondanks herhaalde waarschuwingen had hij slechts gesolliciteerd naar de functie van elektricien, terwijl hij medisch ongeschikt was bevonden voor deze functie. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende had getracht om passende arbeid te verkrijgen, wat leidde tot de conclusie dat hij de regels van de WW had overtreden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was voor het oordeel dat appellant geen verwijt kon worden gemaakt voor zijn gedrag. De Raad achtte het hoger beroep van appellant ongegrond en bevestigde de beslissing van de rechtbank, waarbij de WW-uitkering blijvend was geweigerd. De Raad besloot ook dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten.