ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8868
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering uitkering op grond van de WAO wegens zelfstandige uitoefening van een beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die hem met ingang van 13 augustus 2001 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft geweigerd. De weigering was gebaseerd op de stelling dat appellant niet als werknemer in de zin van de WAO kan worden aangemerkt, aangezien hij sinds 8 december 1995 werkzaamheden verrichtte in de zelfstandige uitoefening van een beroep. De rechtbank Rotterdam had eerder op 24 april 2003 het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 30 juni 2004 behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Slager. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. W.M.J. Evers, handhaafde zijn standpunt dat appellant niet verzekerd was ingevolge de WAO. De Raad heeft de motivering van de rechtbank gevolgd en bevestigd dat appellant niet als werknemer kan worden aangemerkt op basis van artikel 7 van de WAO. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen, en dat er geen aanleiding is om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat appellant geen recht heeft op een uitkering ingevolge de WAO, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van de wet.