ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7025
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- A.B.J. van der Ham
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand onder verwijzing naar artikel 99 van de Abw met betrekking tot schenkingen aan kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die bijstandsverlening heeft aangevraagd op 26 juni 2000. De aanvraag werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage, onder verwijzing naar artikel 99 van de Algemene bijstandswet (Abw). De reden voor de afwijzing was dat appellant in december 1999 een aanzienlijk bedrag van f 48.500,-- aan zijn kinderen had geschonken, wat volgens gedaagde betekende dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat gedaagde niet voldoende had aangetoond dat appellant op het moment van de aanvraag niet beschikte over de middelen om in zijn bestaanskosten te voorzien. De Raad oordeelde dat het besluit van 30 maart 2001 niet deugdelijke motivering had en dat er geen bewijs was dat appellant daadwerkelijk een schuld had aan zijn kinderen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van gedaagde, en bepaalde dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad.
De Raad concludeerde dat appellant onterecht was behandeld en dat de gemeente 's-Gravenhage het griffierecht van appellant moest vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de financiële situatie van aanvragers van bijstand en de noodzaak van objectief bewijs bij het vaststellen van schenkingen en schulden.