ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- R.M. van Male
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor DNA-onderzoek in het kader van de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de kosten van een DNA-onderzoek. Appellant, een vluchteling uit Irak, heeft deze aanvraag ingediend omdat hij twijfelt of hij de biologische vader is van zijn jongste kind. De aanvraag werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle, omdat de Ziekenfondswet als een voorliggende voorziening werd beschouwd en er geen zeer dringende redenen waren om bijzondere bijstand te verlenen. De rechtbank Zwolle heeft de eerdere beslissing van het College bevestigd.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Ziekenfondswet geen voorliggende voorziening is, omdat het DNA-onderzoek niet alleen een medisch doel dient, maar ook sociaal-culturele en sociaal-psychologische aspecten heeft. Hij heeft ook kritiek geuit op de advisering door de GGD, die volgens hem niet voldoende rekening heeft gehouden met zijn culturele achtergrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De Raad benadrukt dat de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in beginsel als voorliggende voorzieningen moeten worden beschouwd voor de kosten van medische zorg, en dat er geen noodsituatie aanwezig was die bijzondere bijstand rechtvaardigde.