ECLI:NL:CRVB:2004:AO9105
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van verblijfsstatus en verzekering onder de AKW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2004 uitspraak gedaan over de weigering van kinderbijslag aan appellant voor het tweede kwartaal van 2000. De weigering was gebaseerd op het feit dat appellant op de relevante peildatum, 1 april 2000, niet verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanwege zijn verblijfsstatus. Appellant, die sinds 1992 in Nederland verblijft, had eerder een vergunning tot verblijf aangevraagd, maar deze was geweigerd. Ondanks zijn werk in loondienst en het feit dat hij kinderbijslag had ontvangen tot 1 juli 1998, werd zijn aanvraag voor kinderbijslag in 2000 afgewezen omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de AKW.
De Raad overwoog dat appellant geen rechtmatig verblijf had op de peildatum en dat hij niet als verzekerde kon worden aangemerkt. De rechtbank had eerder de uitspraak van de Sociale verzekeringsbank bevestigd, en de Raad concludeerde dat er geen redenen waren om van deze beslissing af te wijken. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij geen kennisgeving voor de zitting had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat het risico van het niet ontvangen van de kennisgeving voor rekening van appellant kwam, aangezien deze correct was verzonden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat appellant niet verzekerd was onder de AKW op de relevante datum. De uitspraak benadrukt het belang van een geldige verblijfsstatus voor het recht op kinderbijslag en de toepassing van de Koppelingswet. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gemaakt.