ECLI:NL:CRVB:2004:AO8654
Centrale Raad van Beroep
Bevestiging van de uitspraak over de gedifferentieerde premie in de WAO voor het premiejaar 1998
In deze zaak gaat het om de gedifferentieerde premie zoals bedoeld in artikel 78 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor het premiejaar 1998. Appellante, vertegenwoordigd door G.C.J. van Doorn, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 4 december 2000 de beroepen van appellante ongegrond verklaarde. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 8 april 2004, waarbij gedaagde, vertegenwoordigd door W.F.K. ter Hennepe, zich heeft verzet tegen de claims van appellante.
De Raad overweegt dat de door gedaagde toegepaste wettelijke regeling correct is, ondanks dat appellante stelt dat deze tot onredelijke resultaten leidt. De rechtbank heeft deze bezwaren terecht verworpen, en de Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de oorzaak van arbeidsongeschiktheid geen rol speelt bij de premiedifferentiatie. De Raad benadrukt dat het niet aan de rechter is om de billijkheid van de wet te beoordelen, en dat het bestreden besluit niet voor vernietiging in aanmerking komt op basis van de door appellante ervaren onrechtvaardigheid.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen. De beslissing is genomen door mr. R.C. Stam, met mr. A. Kovács als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 april 2004.