ECLI:NL:CRVB:2004:AO7746

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/3965 NABW + 01/3966 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering op basis van inkomen boven bijstandsnorm voor gehuwden

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellanten, die sinds 4 september 1997 een uitkering ontvingen op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). De gemeente Dordrecht had op 30 juli 1999 besloten om de bijstandsuitkering per 1 mei 1999 in te trekken, omdat appellanten volgens de gemeente beschikten over een inkomen dat de geldende bijstandsnorm voor gehuwden overschreed. Dit besluit werd door de rechtbank Dordrecht in een eerdere uitspraak op 1 juni 2001 bekrachtigd, maar appellanten gingen in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 2 maart 2004 behandeld. Tijdens deze zitting was de gemeente Dordrecht niet vertegenwoordigd, maar de appellanten werden bijgestaan door hun advocaat. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten in mei 1999 een WW-uitkering van f 340,50 en een WAO-uitkering van f 194,60 ontvingen, wat samen minder was dan de bijstandsnorm van f 1.808,23 per maand. Dit leidde de Raad tot de conclusie dat het besluit van de gemeente om de bijstandsuitkering in te trekken, onterecht was.

De Raad heeft het eerdere oordeel van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat de gemeente Dordrecht een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de bevindingen in deze uitspraak. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellanten, die zijn begroot op € 1.127,--, en het vergoeden van het griffierecht van € 104,37. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 april 2004.

Uitspraak

01/3965 NABW
01/3966 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant] en [appellante], wonende te Dordrecht, appellanten,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellanten heeft mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht, op bij aanvul-lend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Dordrecht op 1 juni 2001 tussen partijen gewezen, reg.nr. AWB 00/306, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 19 december 2003 heeft gedaagde desgevraagd nadere stukken aan de Raad gezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van 2 maart 2004, waar voor appellanten is versche-nen mr. J. van der Stel, kantoorgenoot van mr. Klarenaar, en waar gedaagde zich niet heeft doen vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende feiten.
Appellanten ontvingen sedert 4 september 1997 een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor gehuwden, zulks onder aftrek van een door het Sociaal Fonds Bouwnijverheid (Sfb) aan de gemeente Dordrecht gecedeerde uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en in afwachting van de definitieve vaststelling van het recht op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) van appellant.
Bij besluit op bezwaar van 27 maart 2000 heeft gedaagde gehandhaafd zijn besluit van 30 juli 1999 waarbij het recht op bijstand van appellanten met ingang van 1 mei 1999 is ingetrokken op de grond dat appellanten vanaf die datum beschikten over een inkomen boven de toen geldende bijstandsnorm voor gehuwden.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het namens appellanten tegen het besluit van 27 maart 2000 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de recht-bank heeft gedaagde op juiste gronden besloten de bijstandsuitkering van appellant per 1 mei 1999 te beëindigen.
In hoger beroep is dit oordeel namens appellanten gemotiveerd bestreden.
De Raad overweegt het volgende.
Uit de door gedaagde desgevraagd toegezonden gegevens blijkt dat appellant over de maand mei 1999 f 340,50 aan WW-uitkering en f 194,60 aan WAO-uitkering heeft ontvangen. Dat is minder dan de op appellanten toepasselijke bijstandsnorm die ten tijde hier van belang f 1.808,23 per maand bedroeg.
Gelet hierop is het door gedaagde aan zijn besluit ten grondslag gelegde standpunt dat appellanten beschikten over een inkomen dat de bijstandsnorm overschrijdt onjuist zodat dit besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet in stand kan blijven. Ook de aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aan-merking.
Gedaagde zal omtrent de hoogte van de algemene bijstand een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 26 en 27 van de Abw.
De Raad acht ten slotte termen aanwezig om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellanten. Deze kosten worden begroot op € 483,-- voor in beroep verleende rechtsbijstand en op € 644,-- voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 27 maart 2000;
Bepaalt dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.127,-- te betalen door de gemeente Dordrecht;
Bepaalt dat de gemeente Dordrecht aan appellanten het betaalde griffierecht van € 104,37 (f 230,--) vergoedt.
Aldus gegeven door mr. G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. R.M. van Male als leden, in tegenwoordigheid van B.M. Biever- van Leeuwen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 april 2004.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) B.M. Biever-van Leeuwen.
GdJ
263