ECLI:NL:CRVB:2004:AO7393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- R.M. van Male
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering wegens niet gemelde inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen die appellanten, een echtpaar, hebben ontvangen sinds 8 november 1993. Aanvankelijk ontvingen zij deze uitkering op basis van de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers (RWW) en later op grond van de Algemene bijstandswet (Abw). Uit een onderzoek van de sociale recherche, dat resulteerde in een rapport op 16 mei 2000, bleek dat de appellant sinds 1995 actief was in de karting, waar hij onder andere karts produceerde, verhuurde en verkocht, en dat hij aanzienlijke inkomsten genereerde uit deze activiteiten. Appellante had daarnaast werkzaamheden verricht als huishoudelijke hulp, maar ook deze inkomsten werden niet gemeld aan de gemeente.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellanten hun inlichtingenplicht hebben geschonden door geen melding te maken van hun inkomsten. Dit leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, wat de basis vormde voor de intrekking van de bijstandsuitkering per 1 april 2000 en de terugvordering van eerder ontvangen bijstandsuitkeringen. De rechtbank had eerder de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht was.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bijstandsontvangers om hun inkomsten correct te rapporteren en benadrukt de gevolgen van het niet naleven van de inlichtingenplicht. De Raad wees ook op het belang van transparantie in de financiële administratie van bijstandsontvangers, wat in deze zaak ontbrak. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.