ECLI:NL:CRVB:2004:AO6485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank Dordrecht inzake de gedifferentieerde premie op basis van de WAO
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2004, staat de vraag centraal of de gedifferentieerde premie, vastgesteld op 2,43% door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), terecht is vastgesteld. De zaak is ontstaan na een besluit van 15 oktober 1999, waarbij de bezwaren van de gedaagde tegen de premie voor het jaar 1999 ongegrond zijn verklaard. De rechtbank Dordrecht had eerder, op 10 augustus 2001, het beroep van de gedaagde gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, wat leidde tot een hoger beroep door het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 12 februari 2004, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. K.D. van Someren, terwijl de gedaagde niet aanwezig was. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank beoordeeld in het licht van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Raad concludeert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Uwv in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de medische besluitenregeling niet inhoudelijk te beoordelen.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Dordrecht voor verdere behandeling. De proceskosten van de gedaagde in hoger beroep zijn vastgesteld op € 322,--, en het is aan de rechtbank om deze kosten in de verdere procedure te betrekken. De Centrale Raad van Beroep heeft hiermee de weg vrijgemaakt voor een herbeoordeling van de zaak door de rechtbank, waarbij de eerdere beslissingen van de Raad in acht moeten worden genomen.