ECLI:NL:CRVB:2004:AO5669
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen intrekking bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar van appellant tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.D.B. Groeneweg, had bezwaar aangetekend tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 19 mei 1999 de bijstandsuitkering van appellant met terugwerkende kracht had ingetrokken. De rechtbank Utrecht had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het bezwaar van 15 april 1999 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er op dat moment nog geen besluit was genomen over de beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering.
De Raad heeft vastgesteld dat de sociale recherche van de gemeente Utrecht een onderzoek had ingesteld naar de vermeende samenwoning van appellant met een betrokkene, wat leidde tot de intrekking van de bijstandsuitkering. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen besluit was genomen op het moment dat het bezwaar werd ingediend, en dat appellant niet redelijkerwijs kon menen dat er al een besluit was genomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep uit te spreken. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak voor appellanten om te wachten op een formeel besluit voordat zij bezwaar kunnen maken.