ECLI:NL:CRVB:2004:AO4945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor de aanschaf van een computer
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1942, op 12 juni 2000 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter dekking van de kosten van de aanschaf van een computer, inclusief internetgebruik. De aanvraag werd op 19 juli 2000 door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout afgewezen, met de motivering dat de kosten van een computer niet als noodzakelijke kosten van het bestaan werden beschouwd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 12 december 2000 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank Breda, die op 6 juni 2001 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft de zaak op 20 januari 2004 behandeld, waarbij appellante in persoon verscheen en gedaagde werd vertegenwoordigd door C.J. Alvers. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht had gedaan. De Raad oordeelde dat volgens artikel 39, eerste lid (oud), van de Algemene bijstandswet (Abw), alleenstaande of gezinnen recht hebben op bijzondere bijstand als zij niet over de middelen beschikken om noodzakelijke kosten van het bestaan te dekken. De Raad concludeerde dat het niet bezitten van een computer geen belemmering vormde voor appellante om te solliciteren, aangezien zij gebruik had kunnen maken van computers in openbare gelegenheden zoals bibliotheken of internetcafés.
De Raad oordeelde verder dat appellante ook op basis van het tweede lid van artikel 39 van de Abw geen aanspraak kon maken op de gevraagde bijstand, omdat gedaagde geen specifiek beleid had ontwikkeld voor categoriale bijstand voor de aanschaf van een computer. Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.