ECLI:NL:CRVB:2004:AO2830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van gedifferentieerde premie op basis van de WAO en terugwijzing naar de rechtbank
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep diende, ging het om de vaststelling van de gedifferentieerde premie die een werkgever verschuldigd was op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor het premiejaar 1999. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder een besluit genomen waarin de bezwaren van de werkgever tegen de vaststelling van de premie ongegrond werden verklaard. Dit besluit was gebaseerd op een eerdere beslissing van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) en betrof de status van de werkgever als kleine werkgever.
De rechtbank Rotterdam had in een eerdere uitspraak het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het Uwv niet had voldaan aan zijn eigen beleidsregels. De werkgever ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In hoger beroep betoogde het Uwv dat de rechtbank ten onrechte het besluit had vernietigd en dat de rechtbank de medische stukken had moeten opvragen om een juiste beslissing te kunnen nemen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het betoog van het Uwv slaagde en dat de zaak terug moest worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam voor nadere behandeling. De Raad merkte op dat de gedaagde geen proceskosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar bespraken en de beslissing op 22 januari 2004 werd uitgesproken.