ECLI:NL:CRVB:2004:AO2789

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/3637 OSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indelingsbesluit en loonsomverhouding in de metaalsector

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een indelingsbesluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), waarbij eiseres is ingedeeld bij sector 12, de metaalsector. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv de plaats innam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Eiseres, vertegenwoordigd door haar directeur G.J. Muller, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 mei 2001, waarin werd bepaald dat zij per 1 juli 2002 bij sector 12 zou worden ingedeeld. Eiseres betwistte deze indeling en voerde aan dat haar activiteiten meer gericht zijn op de handel dan op shredder-activiteiten, die volgens verweerder de basis vormden voor de indeling.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 11 december 2003. In de motivering van de uitspraak wordt ingegaan op de relevante wetgeving, waaronder de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (OSV 1997), en de criteria voor indeling in sectoren. De Raad concludeert dat de loonsomverhouding van eiseres, hoewel marginaal, voornamelijk aan de shredder-activiteiten is besteed. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar de Raad oordeelt dat dit beroep niet kan slagen, aangezien de vergelijkbare bedrijven correct zijn ingedeeld.

De Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat de indeling in sector 12 per 1 juli 2002 terecht is. De uitspraak is gedaan door de voorzitter G. van der Wiel en de leden R.C. Stam en F.J.L. Pennings, met R.E. Lysen als griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 januari 2004.

Uitspraak

01/3637 OSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres]., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 28 mei 2001 heeft verweerder, beslissende op het bezwaarschrift van eiseres tegen de indelingsbeslissing van 18 december 2000, bepaald dat eiseres met ingang van 1 juli 2002 is aangesloten bij sector 12. Metaal- en technische bedrijfstakken.
Namens eiseres heeft G.J. Muller, directeur van eiseres, op bij beroepschrift van 3 juli 2001 aangevoerde gronden, aangevuld bij schrijven van 3 mei 2002, beroep ingesteld tegen het besluit van 28 mei 2001.
Verweerder heeft bij brief van 16 augustus 2001 van verweer gediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 11 december 2003, waar namens eiseres is verschenen G.J. Muller, voornoemd, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door van R.J.L. van Wijk, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij het bestreden besluit van 28 mei 2001 heeft verweerder gehandhaafd zijn indelingsbesluit van 18 december 2000 waarbij eiseres is meegedeeld dat haar onderneming dient te worden is ingedeeld bij sector 12. Metaal- en technische bedrijfstakken, omdat gebleken is dat het grootste gedeelte van de loonsom, hoewel het verschil niet substantieel is, van het bedrijf wordt besteed aan shredder-activiteiten en niet aan de handelsactiviteiten van haar onderneming. Verweerder heeft daarbij, gelet op de destijds aangevoerde komende en ingrijpende wijzigingen in het bedrijf van eiseres, besloten de indeling te effectueren per 1 juli 2002 in plaats van per 1 juli 2001, zoals vermeld in het besluit van 18 december 2000.
In beroep heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat bedrijven die ingedeeld zijn bij sector 12. Metaal- en technische bedrijfstakken zich bezig houden met het produceren van eindproducten, waarbij winst of verlies afhankelijk is van de economische situatie. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat zij via de handel weliswaar grondstoffen levert die uiteindelijk deels in voornoemde sector terechtkomen, maar dat deze grondstoffen verkregen worden door enerzijds handel en anderzijds het shredderen van elektrakabel. Naar de mening van eiseres heeft verweerder miskend dat de winsten en of verliezen niet bepaald worden door de economische situatie van het moment, maar door speculatieve invloeden afhankelijk van de goederentermijnmarkt. Ter zake van de loonsomverhouding heeft eiseres in haar beroepschrift naar voren gebracht dat thans de loonsomverhouding een ander beeld oplevert. Voorts heeft eiseres een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat vergelijkbare bedrijven ingedeeld zijn in sector 42. Groothandel II.
De Raad overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 51, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (OSV 1997) deelt de Minster van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren in, waarbij elke sector een of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat. Bij besluit van 25 februari 1997, Stcrt. 1997, 41, zoals nadien gewijzigd, heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren vastgesteld. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de OSV 1997 is een werkgever van rechtswege aangesloten bij de krachtens artikel 51 van de OSV 1997 vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. Ingevolge het tweede lid van artikel 52 van de OSV 1997 is een werkgever die werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan loon betaalt.
Met toepassing van voornoemde bepalingen is de Raad met verweerder van oordeel dat moet worden vastgesteld dat er sprake is van een samengestelde onderneming en dat in de betreffende periode het grootste deel van de door eiseres verloonde bedragen, hoewel marginaal, aan de shredder-activiteiten zijn besteed. Dat de loonsomverhouding thans een ander beeld te zien zou geven in het voordeel van de handelsactiviteiten van eiseres doet daaraan niet af.
Het namens eiseres gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel kan naar het oordeel van de Raad niet slagen. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting nader toegelicht dat de met naam genoemde collega-bedrijven onderzocht zijn en dat dit onderzoek heeft opgeleverd dat vier bedrijven terecht zijn ingedeeld in sector 42. Groothandel II, dat één bedrijf terecht is ingedeeld in sector 12. Metaal- en technische bedrijven en dat één bedrijf ten onrechte was ingedeeld bij sector 42. Groothandel II, hetgeen inmiddels per 1 januari 2002 is geredresseerd.
Op grond van het vorenstaande is de Raad van oordeel dat verweerder eiseres
met ingang van 1 juli 2002 terecht heeft ingedeeld in sector 12. Metaal- en technische bedrijven. Het beroep tegen het besluit van 28 mei 2001 dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Rechtdoende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G. van der Wiel als voorzitter, en mr. R.C. Stam en mr. F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier
en uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2004.
(get.) G. van der Wiel
(get.) R.E. Lysen