ECLI:NL:CRVB:2003:AI1359
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.M. Schelfhout
- H.G. Rottier
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot overname loonvorderingen bij betalingsonmacht werkgever
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek tot overname van loonvorderingen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in verband met betalingsonmacht van de voormalige werkgever van appellant. Appellant, die sinds 1 februari 1982 als boekhouder bij Automobielbedrijf [werkgever] werkte, raakte in januari 1996 arbeidsongeschikt en werd in 1997 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekend. Na een ontslag in juni 1998, diende appellant een loonvordering in, maar zijn voormalige werkgever werd op 11 mei 1999 failliet verklaard. Appellant verzocht het Uwv om zijn vorderingen over te nemen, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen duidelijke samenhang was tussen de omstandigheden die leidden tot de arbeidsongeschiktheid van appellant en de betalingsonmacht van de werkgever. De Raad merkte op dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de betalingsonmacht pas drie jaar na de arbeidsongeschiktheid was ontstaan en dat de stelling van appellant dat de werkgever al in 1995 in financiële problemen verkeerde, niet door feiten werd ondersteund. De Raad concludeerde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek tot overname van de loonvorderingen terecht was.
Daarnaast werd opgemerkt dat de toezegging van het Uwv in een brief van 25 mei 1999 niet concreet genoeg was om appellant te verplichten tot actie, en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de eerdere oordelen van de rechtbank. De Raad benadrukte dat de eisen van 'duidelijke samenhang' en 'uitsluitend wegens die toestand' in de Werkloosheidswet strikt moeten worden uitgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 juli 2003.