ECLI:NL:CRVB:2003:AI0628
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- Th.M. Schelfhout
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beoordeling ingangsdatum maatregel Werkloosheidswet in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2003, staat de ingangsdatum van een opgelegde maatregel in het kader van de Werkloosheidswet (WW) centraal. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is in hoger beroep gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle van 14 november 2000, waarin het beroep van gedaagde gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat gedaagde onvoldoende had getracht passende arbeid te verkrijgen, maar had de ingangsdatum van de maatregel vastgesteld op 29 juni 1998, in plaats van de door appellant voorgestelde 1 juni 1998.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de ingangsdatum van de maatregel heeft aangepast. De Raad stelt vast dat gedaagde, die per 30 maart 1998 in aanmerking was gebracht voor een WW-uitkering, op zijn werkbriefje over de periode van 1 juni tot en met 28 juni 1998 geen sollicitatie-activiteiten had vermeld. Dit betekent dat hij de verplichting om één concrete sollicitatie per week te verrichten, zoals neergelegd in het Besluit sollicitatieplicht werknemers WW, niet is nagekomen. De Raad concludeert dat gedaagde al bij aanvang van de beoordelingsperiode zijn wettelijke verplichting heeft geschonden.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de ingangsdatum van de maatregel en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit alsnog ongegrond. De Raad benadrukt dat de vaststelling van de ingangsdatum van de maatregel op 1 juni 1998 correct is, gezien de omstandigheden en de beschikbare vacatures op dat moment. De uitspraak onderstreept het belang van actieve sollicitatie-inspanningen door werkzoekenden en de consequenties van het niet voldoen aan deze verplichtingen.