ECLI:NL:CRVB:2002:BL7352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.M. Schelfhout
- H.G. Rottier
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake WW-uitkering na ontslagname en gezondheidsklachten
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2002, staat de toekenning van een WW-uitkering centraal na een ontslagname door appellant, die als herintredende WAO-er werkzaam was bij Technisch Installatieburo Blaauw. Appellant had rugklachten die verergerd werden door de werkzaamheden die hem werden opgedragen, waaronder installatiewerk in een ballasttank. Na zijn ziekmelding op 20 augustus 1998 heeft hij zijn dienstverband per 15 oktober 1998 beëindigd en een WW-uitkering aangevraagd. De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de eerdere beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WW-uitkering volledig te weigeren, niet terecht was. Het Uwv had de uitkering aanvankelijk geweigerd op de grond dat appellant verwijtbaar werkloos was geworden door zelf ontslag te nemen. Echter, de Raad oordeelde dat de reden voor het ontslag begrijpelijk was, gezien de gezondheidsklachten van appellant. Het bestreden besluit van het Uwv werd herzien, waarbij de uitkering over een periode van 26 weken gedeeltelijk werd geweigerd door het uitkeringspercentage te verlagen van 70 naar 35. De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de voortzetting van het dienstverband tot schade van de gezondheid van appellant zou leiden. De grieven van appellant werden in hoger beroep niet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen werd bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Raad, met de griffier aanwezig.