Evenals de rechtbank beantwoordt de Raad deze vraag ontkennend. De Raad stelt zich achter de overwegingen als hierna geciteerd. Betrokkene wordt hierbij als eiseres aangeduid.
" In artikel 43 lid 2 van de WW, zoals dit artikel luidde tot 1 januari 1999, is bepaald dat voor de vaststelling van de periode tussen de eindiging en de herleving van het recht op uitkering, telkens nadat het recht op uitkering geheel is geëindigd wegens ziekte, de eerste drie maanden waarin de werknemer een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, buiten beschouwing worden gelaten.
Bij wet van 24 december 1998, Staatsblad 1998, 742 (Veegwet SZW 1998) is aan artikel 43, lid 2 van de WW de volgende zin toegevoegd:
"De eerste zin blijft buiten toepassing voorzover de laatstgenoemde uitkering wordt ontvangen op grond van artikel 29a, eerste lid, van de Ziektewet.".
Aan deze wetswijziging is geen terugwerkende kracht verleend; ook zijn er geen bepalingen van overgangsrecht.
Daarmee doet zich hier de vraag voor welke bepalingen van toepassing zijn waar het gaat om het bepalen van het einde van het recht op WW-uitkering van eiseres, nu dat recht ontstaan is voor 1 januari 1999, de periode waarin dat recht is geëindigd en herleefd in verband met de ZW-uitkering ook voor die datum is gelegen, terwijl het recht vervolgens eindigde na die datum.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Gelet op haar arbeidsverleden had eiseres ingevolge artikel 42 jo. artikel 43 van de WW ingaande 1 juli 1998 recht op een loongerelateerde WW-uitkering voor de duur van zes maanden, (derhalve tot en met 31 december 1998) of zoveel langer als zij tijdens de WW-periode gedurende meer dan drie maanden ziekengeld zou ontvangen.
Aangezien eiseres ingaande 13 juli 1998 ziekengeld heeft ontvangen voor een langere periode dan drie maanden eindigde op grond van artikel 43, zoals dat gold tot 1 januari 1999, de loongerelateerde WW-uitkering van eiseres op 7 februari 1999.
Daardoor is gedurende de looptijd van de uitkering ter zake van de berekening van die einddatum van toepassing geworden artikel 43 van de WW, zoals dat inmiddels ingaande 1 januari 1999 is gaan luiden. Ingevolge deze aanvullende bepaling mag ziekengeld, genoten in verband met zwangerschap en bevalling niet van invloed zijn op de duur van het recht op WW-uitkering.
Op grond van genoemde bepaling eindigt de loongerelateerde uitkering zoveel later dan in artikel 42 genoemde periode van - in dit geval - zes maanden als de periode heeft geduurd waarover geen recht op WW-uitkering bestond als gevolg van het ontvangen van ziekengeld in verband met zwangerschap en bevalling. Daaraan doet niet af dat die onderbreking van het recht op WW-uitkering voor 1 januari 1999 lag. Naar het oordeel van de rechtbank is bepalend dat gedurende de looptijd van de uitkering de bepaling, die de einddatum regelt, in voor eiseres gunstige zin is gewijzigd. Nu er geen overgangsrecht is op grond waarvan die bepaling niet zou gelden voor rechten, ontstaan voor 1 januari 1999, dient die bepaling ook te worden toegepast op uitkeringen die op 1 januari 1999 reeds liepen.".