ECLI:NL:CRVB:2002:AF2954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de verzekeringsplicht onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 29 juli 2000 het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het besluit van de Sociale Verzekeringsbank van 4 oktober 1999 vernietigd. Dit besluit verklaarde het bezwaar van gedaagde tegen een brief over de verzekering ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) niet-ontvankelijk. Gedaagde, wonende in België, had bezwaar gemaakt tegen de mededeling dat hij verzekerd was voor de AWBZ en dat hij premie verschuldigd was, welke zou worden ingehouden op zijn AOW-pensioen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 22 november 2002. De Sociale Verzekeringsbank voerde aan dat de brief van juni 1999 geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het een mededeling betrof van een niet tot oordelen bevoegd orgaan. De Raad oordeelde echter dat de mededeling van de Sociale Verzekeringsbank wel degelijk gericht was op rechtsgevolg, namelijk de vaststelling dat gedaagde verzekerd was voor de AWBZ en dat hij premie verschuldigd was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank niet slaagde. Tevens werd de Sociale Verzekeringsbank veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde, die op € 322,- werden begroot, en werd een recht van € 327,- geheven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 december 2002.