ECLI:NL:CRVB:2002:AE9274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- R.M. van Male
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd door UWV wegens niet tijdig indienen reïntegratiemelding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft de oplegging van een boete van fl. 1.000,- aan gedaagde wegens het niet tijdig indienen van een reïntegratiemelding, zoals vereist door de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rechtbank had het besluit van het UWV vernietigd en bepaald dat het UWV een nieuw besluit op bezwaar moest nemen. Het UWV is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 7 augustus 2002 geoordeeld dat het UWV ten onrechte geen nadere regels heeft gesteld in het Besluit boete ZW/WAO werkgevers over de afstemming van de boete op de mate van verwijtbaarheid van het verzuim. De Raad concludeert dat artikel 4 van het Boetebesluit buiten toepassing moet blijven, omdat het bestreden besluit daar ten onrechte op is gebaseerd. Hierdoor kan het bestreden besluit in rechte geen stand houden.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van het gedeelte waarin werd opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens is het primaire besluit van het UWV vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afstemming van boetes op de omstandigheden van het geval, in lijn met de wetgeving.