ECLI:NL:CRVB:2002:AE3799

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/3306 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor dieetconsulten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor dieetconsulten werd afgewezen. Appellante, die lijdt aan diverse voedselallergieën, had op 19 juni 1997 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de kosten van consulten bij 'Vlieg en Melse diëtisten'. Deze aanvraag werd op 4 augustus 1997 afgewezen, waarna de rechtbank het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de noodzaak voor de consulten niet was aangetoond.

In hoger beroep heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, aangevoerd dat de afwijzing onterecht was. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat de kosten voor de dieetconsulten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden aangemerkt, omdat appellante niet had aangetoond dat zij niet kon terugvallen op reguliere zorgverlening via Thuiszorg Den Haag, die wel dieetadviezen biedt.

De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar artikel 39 van de Algemene bijstandswet, waarin wordt gesteld dat bijzondere bijstand alleen kan worden verleend als de aanvrager niet beschikt over de middelen om noodzakelijke kosten te dekken. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, omdat appellante niet heeft kunnen aantonen dat de kosten voor de dieetconsulten noodzakelijk waren. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.

Uitspraak

99/3306 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente 's-Gravenhage, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft mr. B.J. van Dorp, advocaat te Voorburg, op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank 's-Gravenhage op 21 mei 1999 tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd nadere stukken ingezonden.
Vervolgens heeft mr. W.G.H. van de Wetering, advocaat te Rijswijk, zich als opvolgend gemachtigde van appellante gesteld.
Het geding is, gevoegd met de gedingen tussen partijen, genummerd 00/5832 NABW en 00/5835 NABW, behandeld ter zitting van 19 maart 2002. Aldaar is appellante in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W.G.H. van de Wetering, en heeft gedaagde zich doen vertegenwoordigen door G.R.L. Berkes, werkzaam bij de gemeente 's-Gravenhage.
Na de gevoegde behandeling ter zitting zijn de gedingen weer gesplitst. In de onderhavige zaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellante is in verband met diverse voedselallergieën door haar behandelend arts verwezen naar een diëtiste. Op 19 juni 1997 heeft zij een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand in onder meer de kosten van consulten door "Vlieg en Melse diëtisten". Deze aanvraag is bij besluit van 4 augustus 1997 afgewezen.
Bij besluit van 21 april 1998 heeft gedaagde de door appellante tegen het besluit van
4 augustus 1997 ingediende bezwaren ongegrond verklaard. Daartoe is, voorzover hier van belang, het volgende overwogen:
" U heeft niet aannemelijk kunnen maken waarom in uw situatie geen gebruik gemaakt kan worden van de reguliere procedures, die voorzien in advisering door een diëtist(e) welke in overleg kan treden met de behandelend specialist en die tevens voorzien in advisering door een arts.
In uw situatie is er sprake van een bestaand samenwerkingsverband tussen de behandelend specialist van het ziekenhuis en de door u gewenste diëtistenpraktijk. Het is zeer goed voorstelbaar dat u een sterke voorkeur heeft in de lijn van die relatie uw dieetadviezen te ontvangen, temeer gezien de complexe allergie en uw angst voor allergische reacties op mogelijk verkeerde adviezen. Dit doet echter niet af aan het feit dat door middel van gebruikmaking van de normale kanalen via Thuiszorg Den Haag op adequate wijze voor u dieetadviezen te krijgen zijn.
De kosten voor lidmaatschap van de kruisvereniging en de entree-kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit de reguliere maandelijkse inkomsten bestreden moeten en kunnen worden.
De kosten van bezoeken aan en consulten door "Vlieg en Melse diëtisten" te Woerden, behoren niet tot de voor u noodzakelijke kosten van het bestaan.".
De rechtbank heeft het namens appellante tegen het besluit van 21 april 1998 ingestelde beroep, voorzover hier van belang, ongegrond verklaard. Zij was met gedaagde van oordeel dat de noodzaak voor consulten bij "Vlieg en Melse diëtisten" niet is komen vast te staan.
Op grond van het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat het hoger beroep uitsluitend betrekking heeft op de beslissing van de rechtbank om haar beroep tegen de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van de consulten van "Vlieg en Melse diëtisten" ongegrond te verklaren.
De Raad heeft in hetgeen van de zijde van appellante in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding gevonden om tot een andersluidend oordeel dan de rechtbank te komen. Daartoe overweegt hij het volgende.
In artikel 39, eerste lid, (oud) van de Abw is bepaald dat, onverminderd hoofdstuk II, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm bedoeld in afdeling 1, paragraaf 2 en 3, en de aanwezige draagkracht.
Met betrekking tot de noodzaak van de onderhavige kosten is uit de gedingstukken gebleken dat dieetadvisering vanaf 1 januari 1997 ingevolge het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering tot de aanspraken behoort in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. In de regio Den Haag is de Stichting Thuiszorg Den Haag (hierna: Thuiszorg Den Haag) toegelaten als instelling voor dieetadvisering. Diëtisten van de Thuiszorg Den Haag verstrekken gratis dieetadviezen aan leden van de kruisvereniging.
In verband hiermee kunnen de kosten van advisering door diëtisten van de - niet als instelling voor dieetadvisering toegelaten - praktijk "Vlieg en Melse diëtisten" naar het oordeel van de Raad niet worden aangemerkt als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 39, eerste lid, (oud) van de Abw.
Appellante heeft ter ondersteuning van haar stelling dat Thuiszorg Den Haag in haar geval niet de noodzakelijke hulp kan bieden een brief van die instelling van 22 juni 1999 overgelegd, waarin onder meer staat dat de diëtisten van Thuiszorg Den Haag voor de klachten die appellante heeft ten gevolge van een complexe voedselallergie op dit moment nog geen gespecialiseerde zorg kunnen bieden.
Naar het oordeel van de Raad is met deze brief de noodzaak van dieetadvisering door "Vlieg en Melse diëtisten" echter niet aangetoond. In dit verband wijst de Raad er op dat Thuiszorg Den Haag als toegelaten instelling voor dieetadvisering op grond van artikel 4 van de "Uitkomst van Overleg Zorgverzekeraars Nederland /KPZ /LVT inzake overeenkomst zorgverzekeraar - instelling voor dieetadvisering" ervoor zorg dient te dragen dat zijn personeel beschikt over de kennis en kunde die voor een kwalitatief verantwoorde zorgverlening noodzakelijk is en dat de opleiding en bijscholing zodanig is dat zij over een kwalitatief verantwoorde kennis en kunde kunnen (blijven) beschikken.
Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk als voorzitter en mr. R.M. van Male en mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.C. de Wit als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2002.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.C. de Wit.
AP1804