ECLI:NL:CRVB:2002:AE3147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- R.M. van Male
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel inzake uitkering op grond van de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 22 april 1999 een eerdere beslissing vernietigd en bepaald dat het College een nieuw besluit op bezwaar moest nemen. De zaak betreft de uitkering van gedaagde, die sinds 1993 een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) ontving. Gedaagde had in het verleden onvoldoende medewerking verleend aan re-integratie-inspanningen, wat leidde tot een verlaging van zijn uitkering. Het College had de uitkering van gedaagde met 20% verlaagd voor een periode van twee maanden, omdat hij zich niet had gehouden aan de verplichtingen die aan zijn bijstandsverlening waren verbonden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat het College de maatregel niet correct had toegepast. De Raad stelt vast dat de gedragingen van gedaagde, waaronder het niet deelnemen aan een groepsgewijs trainingsproject en het afwijzen van een werkgelegenheidsaanbod, als ernstig verwijtbaar moeten worden gekwalificeerd. De Raad bevestigt dat het College bevoegd was om af te wijken van de standaardmaatregelen op basis van de individuele omstandigheden van gedaagde.
De Raad oordeelt verder dat de ingangsdatum van de maatregel correct was vastgesteld, aangezien deze in lijn was met de gedragingen van gedaagde. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het inleidend beroep ongegrond, waarmee het besluit van het College in stand blijft.