ECLI:NL:CRVB:2001:BJ7823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- J.C.F. Talman
- M.M. van der Kade
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van ambtenaar wegens ontucht en mishandeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, die op 20 augustus 1999 een beroep ongegrond verklaarde tegen het besluit van de Minister van Justitie. Dit besluit hield in dat de appellant, werkzaam als penitentiair inrichtingswerker, onvoorwaardelijk disciplinair ontslag werd verleend wegens plichtsverzuim. De redenen voor dit ontslag waren onder andere herhaalde mishandeling van zijn ex-echtgenote en ontucht met minderjarigen, specifiek meisjes jonger dan 16 jaar.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 11 januari 2001, waarbij de appellant in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat. De Raad heeft vastgesteld dat de Minister van Justitie het besluit van 16 augustus 1996, dat het ontslag van de appellant bevestigde, terecht heeft gehandhaafd. De Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden die aan het ontslag ten grondslag lagen, voldoende waren onderbouwd en dat de appellant zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten gedragingen.
De Raad heeft ook de argumenten van de appellant, die stelde dat zijn psychische gesteldheid hem niet in staat stelde om de ernst van zijn gedragingen te beseffen, niet gevolgd. De Raad concludeerde dat de gedragingen van de appellant, gezien zijn functie, als plichtsverzuim moesten worden gekwalificeerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van onevenredigheid tussen het vastgestelde plichtsverzuim en de opgelegde disciplinaire maatregel.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 22 februari 2001, waarbij de Raad de eerdere uitspraak bevestigde en geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling.