ECLI:NL:CRVB:2000:ZB9092
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- E.W.F. Menkveld-Botenga
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering vervoerskostenvergoeding op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de weigering van de gemeente om gedaagde, A, in aanmerking te brengen voor een vervoerskostenvergoeding op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG). Het oorspronkelijke besluit van 17 maart 1997 werd door de gemeente ongegrond verklaard bij een besluit van 4 november 1997. De rechtbank oordeelde op 1 november 1999 dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat het niet zorgvuldig was voorbereid en genomen. De gemeente ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2000 werd de zaak behandeld. De gemeente stelde dat de medische beperkingen van gedaagde niet zodanig waren dat hij geen gebruik kon maken van het openbaar vervoer. De rechtbank had echter vastgesteld dat de gemeente niet alle relevante stukken had ingediend en dat de advisering door de GGD niet deugde. De Raad oordeelde dat de gemeente voldoende zorgvuldigheid had betracht bij de besluitvorming en dat de medische advisering wel degelijk deugdelijk was. De Raad concludeerde dat gedaagde niet in aanmerking kwam voor de vervoerskostenvergoeding, omdat hij gebruik kon maken van het openbaar vervoer en relevante afstanden te voet of per fiets kon overbruggen.
De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het inleidend beroep van gedaagde alsnog ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in aanwezigheid van de griffier uitspraken. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.