ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- P.C. de Wit
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsverlening en terugvordering bijstandsbedrag wegens wijziging verblijfsstatus
In deze zaak gaat het om de intrekking van een bijstandsuitkering aan appellant, A, die in Utrecht woont. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 mei 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beslissing van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 april 1998, waarbij zijn bijstandsverlening met terugwerkende kracht werd ingetrokken en een bedrag van f 2.448,88 werd teruggevorderd. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 15 december 1997 illegaal in Nederland verbleef, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering. De Raad overwoog dat de gemeente op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) bevoegd was om de bijstandsverlening in te trekken, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstandsverlening terecht was en dat het terugvorderingsbesluit in stand kon blijven, tenzij er dringende redenen waren om hiervan af te wijken. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren en dat de gemeente gehouden was om de terugvordering te effectueren. De Raad heeft de gemeente Utrecht veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van f 1.775,-- en gelast dat de gemeente het gestorte recht van f 55,-- aan appellant vergoedt.