ECLI:NL:CRVB:1996:ZB6198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.G. Kasdorp
- F.E. Rosingh
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 7a ABW op zakelijk recht van gebruik en bewoning in relatie tot krediethypotheek
In deze zaak gaat het om de toepassing van artikel 7a van de Algemene Bijstandswet (ABW) in relatie tot een krediethypotheek. Appellante, A., heeft een blote eigendom van een woning, terwijl haar ouders het levenslange recht van vruchtgebruik hebben. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het zakelijk recht van gebruik en bewoning geen beletsel vormt voor de toepassing van artikel 7a ABW. De Raad stelt dat de waarde van de woning bij vrije oplevering moet worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met de lasten die op de woning rusten, zoals het recht van vruchtgebruik. De Raad vernietigt het besluit van de gedaagde, de Commissie Sociale Zekerheidsgeschillen van de provincie Noord-Holland, omdat het College een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de bepalingen van het Bijstandsbesluit krediethypotheek (BKH). De Raad oordeelt dat de executiewaarde bij eigen gebruik niet als vermogen kan worden aangemerkt, omdat het College niet de waarde van de blote eigendom heeft getaxeerd. De Raad veroordeelt de gedaagde in de proceskosten van appellante en gelast de provincie Noord-Holland het griffierecht te vergoeden.