Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
25 maart 2014 tussen wijlen de broer van verpachtster als verpachter en pachter als pachter is verpacht, totaal groot 35.36.45 ha. Het aan verpachtster toegedeelde gedeelte van het land betreftdiverse percelen grasland, kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Friesland], [kadastrale aanduidingen], samen groot 17.26.45 ha.
2.Het geding in hoger beroep
3.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
7 juli 2017. Bij die pachtovereenkomst heeft de broer van verpachtster aan pachter verpacht percelen grasland, kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Friesland], sectie [kadastrale aanduiding], nrs. [kadastrale aanduidingen], samen groot 35.36.45 ha.
aan de grondkamer verzoeken de tegenprestatie te herzien. De wijziging van de tegenprestatie
door de grondkamer gaat in met ingang van de nieuwe driejarige periode.”
a. de betekenis van artikel 4 van de pachtovereenkomst (voor deze procedure bij de Centrale
Grondkamer);
b. de ingangsdatum van de verzochte herziene pachtprijs;
d. de tussen de zussen gemaakte afspraken over de pachtovereenkomst (wat betreft de pachtprijs) en de gebondenheid van pachter aan die afspraken;
4.Beslissing
S.B. Boorsma en de deskundige leden mr. ing. H.J. Vinke en ir. H.B.M. Duenk, in tegenwoordigheid van mr. M. Vriend als .