ECLI:NL:CG:2018:3

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
GP 11.783
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in beroep betreffende goedkeuring pachtovereenkomst uit echtscheidingsconvenant

In deze zaak heeft de verpachter de Centrale Grondkamer verzocht om de pachtovereenkomst, zoals vastgelegd in het echtscheidingsconvenant, te registreren. Het echtscheidingsconvenant stipuleert dat de percelen cultuurgrond gedurende de eigendom van de vrouw middels een geliberaliseerde pachtovereenkomst aan de man ter beschikking worden gesteld voor een periode van vijf jaar. De grondkamer heeft de overeenkomst ongewijzigd goedgekeurd, waarbij zij oordeelde dat de rechtsvragen over de kwalificatie van de overeenkomst voorbehouden zijn aan de pachtrechter. Pachter is in beroep gekomen tegen deze goedkeuring, maar de Centrale Grondkamer heeft geoordeeld dat pachter niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat de goedkeuring ongewijzigd was en artikel 36 lid 3 van de Uitvoeringswet grondkamers dit uitsluit. De Centrale Grondkamer heeft voorts opgemerkt dat als pachter of verpachter duidelijkheid wenst over de kwalificatie van de overeenkomst, zij deze vragen aan de bevoegde pachtkamer moeten voorleggen. De uitspraak is gedaan op 20 juni 2018.

Uitspraak

CENTRALE GRONDKAMER
Datum: 20 juni 2018
Dossiernummer: GP 11.783
Beschikking
in de zaak van:

[pachter]

[adres],
-hierna te noemen: pachter-,
-tegen-

[verpachter],

gemachtigde: R. Prins namens Agriplaza, Postbus 59, 9480 AB Vries, gemeente Tynaarlo,
-hierna te noemen: verpachter-.
Het geding in eerste aanleg
Verpachter heeft de grondkamer Noord verzocht om de pachtovereenkomst, zoals opgetekend in artikel 3 lid 5 van het echtscheidingsconvenant van verpachter en pachter van 9 november 2012, te registreren. Artikel 3 lid 5 van het echtscheidingsconvenant vermeldt:
“Gedurende de periode, dat de vrouw de eigendom heeft van de percelen cultuurgrond, kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Drenthe] sectie [kadastrale aanduiding], nummers [kadastrale aanduiding] en [kadastrale aanduiding], tezamen groot zes hectare tachtig are zestig centiare, worden deze percelen middels een geliberaliseerde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:397 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, telkens voor een periode van vijf jaar aan de man ter beschikking gesteld, waartoe de man zich bij deze verplicht.
De door de pachter te betalen pachtprijs bedraagt twaalf duizend euro (€ 12.000,00) voor het jaar 2012. De hiervoor vermelde pachtprijs ad twaalf duizend euro (€ 12.000,00) zal voor de volgende jaren worden verhoogd met de jaarlijkse stijging van het CBS-consumentenprijsindex.
De daarop rustende waterschapslasten en ruilverkavelingsrente komen voor rekening van de pachter.”
De grondkamer Noord heeft bij beschikking van 6 november 2017, waarvan afschrift aan partijen is verzonden op 14 november 2017, de overeenkomst ongewijzigd goedgekeurd. De grondkamer heeft daartoe overwogen, kort gezegd;
  • dat ervan moet worden uitgegaan dat verpachter heeft bedoeld te vragen om goedkeuring van de overeenkomst;
  • dat de beantwoording van de rechtsvragen of wat is overeengekomen in artikel 3 lid 5 van het echtscheidingsconvenant moet worden gekwalificeerd als een op schrift gestelde pachtovereenkomst, als een reguliere pachtovereenkomst dan wel als een geliberaliseerde pachtovereenkomst van zes jaar of langer in de zin van artikel 7:397 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, bij uitsluiting is voorbehouden aan de pachtrechter;
  • dat de grondkamer die rechtsvragen in het kader van de procedure evenwel bij wijze van voorvragen moet beantwoorden en dat zij genoemd artikel 3 lid 5 aanmerkt als een geliberaliseerde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:397 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek voor een duur van vijf jaar en
  • dat zij geen bezwaren heeft tegen de inhoud van de pachtovereenkomst, zodat zij deze ongewijzigd zal goedkeuren.
Voormelde beschikking van de grondkamer Noord is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. Daarnaar wordt verwezen voor de procesgang in eerste aanleg en de aan de beschikking ten grondslag gelegde motivering.

Het geding in hoger beroep

Pachter is bij een op 7 december 2017 door de griffie ontvangen beroepschrift in beroep gekomen van voornoemde beschikking van de grondkamer Noord.
Verpachter heeft bij een op 15 december 2017 door de griffie ontvangen verweerschrift verweer gevoerd.
Naar aanleiding van het kennelijke daartoe strekkende verzoek van pachter, door de griffie ontvangen op 28 december 2017, heeft de Centrale Grondkamer bepaald dat het beroepschrift mondeling ter zitting zal worden behandeld. Bij brieven van de griffier van 8 februari 2018 is aan verpachter en pachter meegedeeld dat de Centrale Grondkamer tijdens de mondelinge behandeling aan de orde zal stellen of het beroep van pachter ontvankelijk is, gelet op artikel 36 lid 3 van de Uitvoeringswet grondkamers.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 april 2018. Bij die gelegenheid heeft pachter een brief met bijlagen overgelegd, heeft pachter die brief voorgelezen en hebben pachter en de gemachtigde van (de niet verschenen) verpachter een toelichting gegeven.

De ontvankelijkheid

Artikel 36 lid 1 van de Uitvoeringswet grondkamers bepaalt:
“Tegen de beschikkingen van de grondkamer staat, behoudens het in het derde lid bepaalde, aan partijen, belanghebbenden, alsmede aan de verzoeker binnen een maand, nadat de beschikking aan hen is verzonden, beroep open bij de Centrale Grondkamer.”
Artikel 36 lid 3 van de Uitvoeringswet grondkamers bepaalt, voor zover voor hier van belang: “Geen beroep kan door de pachter of door de verpachter worden ingesteld, indien de pachtovereenkomst … ongewijzigd wordt goedgekeurd”.
De grondkamer heeft in haar beschikking van 6 november 2017 de haar ter goedkeuring voorgelegde pachtovereenkomst - na bezwaren van pachter - ongewijzigd goedgekeurd. Pachter is daarom niet- ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep.
Ten overvloede voegt de Centrale Grondkamer het volgende toe. Pachter heeft in beroep aan de orde gesteld of artikel 3 lid 5 van het echtscheidingsconvenant een pachtovereenkomst is en zo ja, of de (reguliere dan wel geliberaliseerde) pachtovereenkomst een onbepaalde duur heeft, omdat pachter volgens de tekst van dat artikel aan de pachtovereenkomst blijft gebonden. Het is niet aan de Centrale Grondkamer in deze procedure daarop te beslissen. Wil(len) pachter en/of verpachter duidelijkheid over het antwoord op die vragen, dan zal/zullen hij/zij die vragen ter beslissing moeten voorleggen aan de pachtkamer van de bevoegde rechtbank respectievelijk de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Slotsom

Pachter is niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep.

Beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
verklaart pachter niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep.
Deze beschikking is gegeven op 20 juni 2018 door de leden mrs. Th.C.M. Willemse, J.H. Lieber en
S.B. Boorsma en de deskundige leden mr. ing. H.J. Vinke en ir. J.H. Jurrius in tegenwoordigheid van mr. M. Vriend als griffier.