Uitspraak
de besloten vennootschap Landbouwbedrijf Ulingshof B.V.,
de Cisterciënzer Abdij van Onze Lieve Vrouw van de Heilige Joseph, Lilbosch,gevestigd te Echt,
Het geding in eerste aanleg
Het geding in hoger beroep
[vertegenwoordiger van pachter] namens pachter, vergezeld van diens dochter [naam dochter] en bijgestaan door mr. Nijman, en [vertegenwoordiger van verpachter] (abt [naam van abt]) namens verpachter, bijgestaan door mr. Stoffels.
Ik heb effectief sinds 2002 € 17.000,-- in het gepachte geïnvesteerd. Het zou kunnen dat de werkzaamheden die ik voor verpachter verrichtte, in de tuin en bij de asperges, waarover ik het in de stukken heb, allemaal voor 2002 plaatsvonden.De grond hadden we al meer dan 30 jaar in gebruik. Toen moest ik eraf en hoorde ik dat iemand anders erop mocht. Ik heb de grond niet onderverpacht aan de partij die nu de grond pacht. In mijn beleving kan de eigendom van de grond wel naar een ander gaan, in de verkoop, maar dat wil nog niet zeggen dat ik niet pachter kan blijven. Ik wist niets van de plannen van de verpachter. Dat het annexhuis zou uitsterven klopt. Naar mijn beleving zijn de paar monniken die nog in leven waren, verhuisd naar [plaats]. Dat de grond een andere pachter zou krijgen, is nooit besproken. Dat steekt me. Ik heb bij het afscheid een glaasje wijn gehad. Ik moest dingen verklaren die niet waar waren.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Pachter heeft gesteld dat verpachter haar heeft verplicht om in ieder geval tot en met 2009 enkele hectares asperges te telen, een langjarige teelt. Dat wijst er volgens pachter op dat wel degelijk de bedoeling bestond de gronden voor een langere periode te verpachten. Nog daargelaten dat niet (duidelijk) is gesteld dat de verplichting asperges te telen ook op 1 januari 2016, het toetsmoment, bestond, kan aan deze omstandigheid geen doorslaggevende betekenis worden gehecht. Ook pachter heeft er immers op gewezen dat in de jaarlijks afgesloten overeenkomsten (de onderhavige en de daaraan voorafgaande) een afspraak was opgenomen op grond waarvan verpachter aan pachter een vergoeding moest betalen in verband met te velde staande gewassen in het geval de overeenkomst niet werd voortgezet. (Ook) daaruit concludeert de Centrale Grondkamer dat partijen rekening hielden met de mogelijkheid dat de overeenkomst(en) na het desbetreffende jaar niet werd(en) voortgezet.