ECLI:NL:CBB:2025:91

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
23/1990
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbinding onderneming en rechtsopvolging

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken, met zaaknummer 23/1990. De onderneming had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarin de subsidie voor de periode juni tot en met september 2020 op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 was vastgesteld op € 0,- en een eerder betaald voorschot van € 10.656,- werd teruggevorderd. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de onderneming op het moment van het instellen van het beroep, op 23 november 2023, niet meer bestond; zij was op 31 december 2022 uitgeschreven uit het handelsregister.

Het College overweegt dat een onderneming die is ontbonden geen rechtshandelingen meer kan verrichten, waaronder het instellen van een beroep. De vraag of er een rechtsopvolger is die het beroep kan overnemen, werd ook onderzocht. De Stichting [naam 4] werd niet als rechtsopvolger erkend, omdat zij niet de verplichtingen en werkzaamheden van de onderneming had overgenomen, ondanks dat zij wel de filmrechten had verworven. Het College concludeert dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

De uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, met mr. M. Ettema als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[naam 1] B.V. (onderneming)

en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigde: mr. drs. G.O. Hoeksma en mr. S. Piron).

Procesverloop

Met het besluit van 28 juni 2022 heeft de minister de subsidie voor de periode juni tot en met september van 2020 op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 10.656,- teruggevorderd.
Met het besluit van 17 oktober 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
[naam 2] ( [naam 3] ) heeft voor de onderneming tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister een verweerschrift ingediend.
Het College heeft schriftelijk vragen gesteld aan de onderneming.
De zitting was op 23 januari 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 3] voor de onderneming en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. De onderneming is op 31 december 2022 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, omdat zij is ontbonden. Uit het handelsregister blijkt ook dat de onderneming op die datum is opgehouden te bestaan. [naam 3] heeft op 23 november 2023 voor de onderneming beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2 Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 12 maart 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:170) overweegt het College dat de onderneming op het moment dat zij is opgehouden te bestaan geen rechtshandelingen meer kan verrichten en dus ook geen beroep meer kan instellen. Op 23 november 2023 kon de onderneming dus geen beroep meer instellen.
3 Het College heeft onderzocht of er een rechtsopvolger van de onderneming is die het beroep kan overnemen. Naar het oordeel van het College is de Stichting [naam 4] (stichting) niet de rechtsopvolger van de onderneming. [naam 3] heeft namelijk toegelicht dat de stichting niet de verplichtingen, educatieve werkzaamheden en ook niet de werkzaamheden betreffende de film heeft overgenomen van de onderneming. Het enkele feit dat de stichting wel de filmrechten heeft overgenomen, maakt haar niet de rechtsopvolger van de onderneming. Uit een door de minister overgelegde overeenkomst blijkt dat een andere vennootschap dan de onderneming beschikte over de filmrechten en deze aan de stichting heeft overgedragen. Aangezien de stichting niet de rechtsopvolger is, kan zij het beroep van de onderneming niet voortzetten.
4 Het beroep moet dus niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van de onderneming niet inhoudelijk zal worden behandeld.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van mr. M. Ettema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.
w.g. W.J.A.M. van Brussel w.g. M. Ettema