ECLI:NL:CBB:2024:170

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
23/471 en 23/472
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens opheffing van de onderneming

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 maart 2024, met zaaknummers 23/471 en 23/472, zijn de beroepen van [naam 1] B.V. niet-ontvankelijk verklaard. De onderneming had beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Economische Zaken en Klimaat met betrekking tot de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19. De minister had eerder subsidies vastgesteld en teruggevorderd, waarna de onderneming bezwaar had aangetekend. De minister stelde zich primair op het standpunt dat de beroepen niet-ontvankelijk waren, omdat de onderneming op het moment van instellen van de beroepen niet meer bestond. Het College overwoog dat de onderneming per 1 augustus 2022 uitgeschreven was uit het handelsregister na een fusie met [naam 5] B.V. Hierdoor was de onderneming opgehouden te bestaan en kon zij geen rechtshandelingen meer verrichten, waaronder het instellen van beroepen. Het College merkte op dat [naam 5] als rechtsopvolger ook geen beroep had ingesteld. De beroepen zijn derhalve niet-ontvankelijk verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/471 en 23/472

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 maart 2024 in de zaken tussen

[naam 1] B.V., (onderneming)

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. M.P. Beudeker en mr. H.G.M. Wammes ).

Procesverloop

Zaaknummer 23/471
Met het besluit van 11 maart 2022 heeft de minister de subsidie voor de periode april tot en met juni (Q2) van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID19 (TVL) vastgesteld op € 59.636,29.
Met het besluit van 15 maart 2022 heeft de minister het besluit van 11 maart 2022 herzien en de subsidie voor Q2 van 2021 vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 59.636,29 teruggevorderd.
Met het besluit van 24 maart 2022 heeft de minister de aan de onderneming op grond van de TVL verleende subsidie voor de periode juli tot en met september (Q3) van 2021 ingetrokken. Ook heeft de minister het betaalde voorschot van € 46.295,54 teruggevorderd.
Met het besluit van 15 december 2022 (bestreden besluit I) heeft de minister het bezwaar van de onderneming tegen de besluiten van 15 maart 2022 en 24 maart 2022 ongegrond verklaard.
Zaaknummer 23/472
Met afzonderlijke besluiten van 8 maart 2022 heeft de minister de aan de onderneming op grond van de TVL verleende subsidie voor de periode oktober tot en met december (Q4) van 2020 en januari tot en met maart (Q1) van 2021 vastgesteld op € 0,- en de betaalde voorschotten teruggevorderd.
Met het besluit van 13 december 2022 (bestreden besluit II) heeft de minister het bezwaar van de onderneming tegen de besluiten van 8 maart 2022 gegrond verklaard en deze besluiten herroepen. Daarbij heeft de minister aan de onderneming een dwangsom toegekend wegens overschrijding van de termijn om op het bezwaarschrift te beslissen.
Beide zaaknummers
De onderneming heeft tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 1 februari 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. De minister heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de beroepen van de onderneming niet-ontvankelijk zijn, omdat zij opgehouden is te bestaan. Over dit standpunt overweegt het College als volgt.
2 De onderneming behoorde vanaf 31 december 2019 tot [naam 3] B.V. en deze groep is per 27 juli 2021 overgenomen door [naam 4] B.V..
3 Vervolgens is de onderneming op 1 augustus 2022 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel omdat zij per 29 juli 2022 is gefuseerd met [naam 5] B.V. ( [naam 5] ). De onderneming is vanaf dat moment dan ook opgehouden te bestaan en opgegaan in [naam 5] .
4 De onderneming heeft vervolgens op 20 januari 2023 (pro forma) beroepen ingesteld tegen de bestreden besluiten. Vanaf het moment dat de onderneming is opgehouden te bestaan, kan zij echter geen rechtshandelingen meer verrichten en dus ook geen beroep meer instellen. Niet is gesteld of gebleken dat [naam 5] , de rechtsopvolger van de onderneming na de fusie, ermee heeft ingestemd dat de beroepen van de onderneming namens [naam 5] hebben te gelden. De beroepen moeten dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
5 Het College merkt daarbij nog op dat [naam 5] zelf, als rechtsopvolger na de fusie, beroep had kunnen instellen. Niet is gesteld of gebleken dat [naam 5] dat heeft gedaan.
Slotsom
6
De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, mr. H. van den Heuvel en mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
w.g. M. van Duuren w.g. F. Willems