ECLI:NL:CBB:2025:574
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Venekamp
- M.P. Glerum
- A.J.C. de Moor- van Vugt
- Rechtspraak.nl
Intrekking van derogatievergunning onder Meststoffenwet en toetsing aan artikel 3:4 Awb
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan over de intrekking van een derogatievergunning voor een melkveehouderij. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had op 4 augustus 2022 de derogatievergunning van de onderneming voor het jaar 2019 ingetrokken, omdat de onderneming niet voldeed aan de derogatievoorwaarden. De onderneming had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar gedeeltelijk gegrond en herzag de boete voor overschrijding van de gebruiksnorm. De onderneming ging in beroep bij het College tegen de intrekking van de vergunning en de uitsluiting van derogatie voor 2023.
Tijdens de zitting op 4 september 2025 werd vastgesteld dat de onderneming erkende niet te hebben voldaan aan de derogatievoorwaarden. De minister had de bevoegdheid om de vergunning in te trekken, maar de onderneming betwistte de toepassing van deze bevoegdheid. Het College toetste de beslissing van de minister aan artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de doelen van het besluit. De onderneming voerde aan dat de intrekking van de vergunning en de uitsluiting van derogatie voor 2023 financieel nadeel met zich meebrachten, maar onderbouwde deze stelling niet voldoende.
Het College oordeelde dat de minister zijn bevoegdheid terecht had toegepast en dat er geen strijd was met artikel 3:4 van de Awb. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025.