ECLI:NL:CBB:2025:561
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking chauffeurskaart wegens niet tijdig overleggen van Verklaring Omtrent Gedrag
In deze zaak heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat op 25 juli 2025 besloten de chauffeurskaart van [naam] in te trekken, omdat hij niet tijdig een nieuwe Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) heeft overgelegd. [naam] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 5 september 2025, waar zowel [naam] als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang aanwezig was, maar dat de intrekking van de chauffeurskaart niet onevenwichtig was. De minister had op basis van een melding van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid twijfels over de betrouwbaarheid van [naam] als houder van een chauffeurskaart. Ondanks dat [naam] aanvoerde dat de lange duur van de besluitvorming over de VOG hem niet in de weg had mogen staan, oordeelde de voorzieningenrechter dat de intrekking van de chauffeurskaart een evenwichtig besluit was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de intrekking van de chauffeurskaart een noodzakelijke maatregel is om de betrouwbaarheid van taxichauffeurs te waarborgen. De uitspraak werd gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, in aanwezigheid van griffier mr. C.S. de Waal, en is openbaar uitgesproken op 8 september 2025.